Verslag van de tweede dag van de onderhandelingen over het VN-bindend verdrag - CIDSE
© CIDSE

Verslag van de tweede dag van de onderhandelingen over het bindend verdrag van de VN

© CIDSE

Inhoudelijke discussies over het doel, de reikwijdte en de algemene verplichtingen van het Verdrag stonden uiteindelijk op de tweede dag van de zittingen. De EU heeft namens de 28-lidstaten gesproken met vragen en opmerkingen in plaats van voorstellen. Interventies waren over het algemeen vaag en misten diepgang, bevredigend voor een opwarmsessie, maar zullen de komende dagen pragmatischer en constructiever moeten worden.

Op de tweede dag werd eindelijk de echte aftrap gegeven van inhoudelijke discussies over de elementen van een toekomstig Verdrag betreffende het bedrijfsleven en de mensenrechten. Zoals de dag ervoor gesuggereerd, nam de EU-delegatie deel aan de discussies met opmerkingen en voornamelijk vragen over de elementen, waarover de 28-lidstaten vooraf overeenstemming hadden bereikt. Na de verhitte discussies van de eerste dag, vonden de tweede dag afgevaardigden meer terughoudend om het ijs te breken. Sommigen van hen, waaronder de EU en Rusland, herhaalden bij elke mogelijke gelegenheid hun voorbehoud bij het algemene proces.

Herbevestiging van de suprematie van de mensenrechten, een uitdaging van de eenentwintigste eeuw
Discussies over het eerste punt wekken twee hoofdpunten op, namelijk extraterritorialiteit en de bepalingen over de suprematie van mensenrechten boven handels- en investeringsovereenkomsten. Laatstgenoemden vonden duidelijk verzet bij een meerderheid van afgevaardigden, waarbij de EU namens de 28-lidstaten sprak en zowel Singapore als Mexico de juridische grondslag en de implicaties van dergelijke bepalingen in twijfel trokken. Aan de andere kant kwamen Bolivia, Ecuador en de overgrote meerderheid van de mondelinge verklaringen van het maatschappelijk middenveld op voor de suprematie van de mensenrechten, met duidelijke argumenten uit het internationale recht.

EEN CIDSE mondelinge verklaring mede ondertekend met SOMO, Global Policy Forum, CCFD-Terre Solidaire onder andere organisaties erop gewezen dat, gezien het ruime bewijs van frequente conflicten tussen de mensenrechten van de staten en handels- of investeringsverplichtingen, de kwestie niet langer in de handen van degenen die economisch beleid ontwerpen. De voorzitter-rapporteur gaf toe dat hij geschokt was door het feit dat het opnieuw bevestigen van de bescherming van de mensenrechten ten opzichte van economische en investeringsbelangen in de twintigste eeuw twijfel opriep. Niet verwonderlijk, gezien de actieve rol van de EU bij het bevorderen van de vrijhandelsagenda, benadrukte de delegatie ook haar bezorgdheid over de implicaties van de suprematie van de mensenrechten voor huidige en toekomstige handelsbesprekingen.

"Transnationaal" of alle zakelijke ondernemingen? De kwestie van de reikwijdte blijft de ruimte splitsen
Het volgende punt dat aan de orde kwam, was de kern: de reikwijdte van het verdrag in termen van bedrijven waarop het betrekking heeft. Het onderwerp veroorzaakt nog steeds onenigheid tussen staten en het maatschappelijk middenveld. Het debat was over het algemeen pragmatisch. Sommige staten wezen eenvoudigweg op het gebrek aan duidelijkheid in de ontwerptekst. Anderen, zoals Brazilië, waren het erover eens dat het Verdrag de specifieke complexiteit van transnationale activiteiten moet aanpakken, met inbegrip van binnenlandse ondernemingen.

Het terugkerende debat over de internationale verplichtingen van bedrijven
Het panel dat het laatste nummer van de dag introduceerde (verplichtingen van staten, bedrijven en internationale organisaties) was zelf dynamisch. Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers zaten aan beide zijden van academische experts. De vertegenwoordiger van de Internationale Organisatie van Werkgevers kwam tot de bevestiging dat mensenrechtenverplichtingen voor bedrijven buitenlandse directe investeringen zouden ontmoedigen; uitspraken die de verbaasde reactie van de spreker op vakbonden tijdens zijn beurt uitlokten. Verder debat werd voorkomen door de al lange vertraging die de sessie had opgebouwd. Het belangrijkste punt van meningsverschil blijft de mogelijkheid en wenselijkheid van het Verdrag om rechtstreekse internationale verplichtingen voor bedrijven op te leggen.

Gepubliceerd met de vriendelijke steun van ECCJ.

 

Deel deze inhoud op sociale media