EU-verordening inzake conflictmineralen - CIDSE

EU-verordening conflictmineralen

NIEUW VERSLAG TOONT ​​UITEENLOPENDE UITVOERING OP HET NIVEAU VAN DE EU-LIDSTATEN

In 2017 de Europees Parlement keurde verordening goed tot vaststelling van zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs van mineralen en ertsen van tin, wolfraam, tantaal en goud (3TG). Reageren op oproepen van maatschappelijke groeperingen, gemeenschappen en geloof leiders, was de verordening een poging om het verband tussen conflicten, mensenrechtenschendingen en de winning van mineralen en ertsen die centraal staan ​​in de technologie die we dagelijks gebruiken, te doorbreken. Hoewel de verordening een eerste stap was in het reageren op de urgente situatie van mensenrechten en roofpraktijken in de winningssector, CIDSE en andere maatschappelijke organisaties signaleerden de ineffectiviteit van de door de EU aangenomen maatregelen. De nieuwe wet is met name alleen van toepassing op downstream-spelers in de toeleveringsketen, en sluit dus alle bedrijven uit die 3TG-mineralen importeren in de vorm van halffabricaten of componenten.  

A nieuw rapport gepubliceerd door een coalitie van NGO's, waaronder CIDSE-leden Focsiv en KOO / DKA die toezicht houden op de uitvoering van de verordening, onthult ernstige hiaten met de handhaving van de bepalingen ervan door de lidstaten, wat de doeltreffendheid van de wet verder zou kunnen verminderen.

Eerst een gebrek aan doorzichtigheid: de meeste lidstaten hebben ervoor gekozen om de lijst van nationale importeurs van 3TG die onderworpen zijn aan de verplichtingen van de verordening, niet openbaar te maken. Dit betekent dat wanneer maatschappelijke organisaties, zowel in Europa als in producerende landen, op de hoogte zijn van onregelmatigheden door een Europese importeur, het moeilijk zal zijn om de zaak aan de orde te stellen bij de Commissie of bij de bevoegde autoriteit van de lidstaten, zoals waarschijnlijk het geval zal zijn onmogelijk om te weten of het bedrijf onder de verordening valt of niet. Dit ondanks de tekst van de wet, die het maatschappelijk middenveld toelaat om gegronde zorgen te uiten met betrekking tot het gedrag van importeurs.  

Ten tweede nemen de lidstaten heel verschillende benaderingen op het soort corrigerende maatregelen en sancties die zij zullen nemen wanneer importeurs hun zorgvuldigheidsverplichtingen niet nakomen. Op dit moment kan een bedrijf in Oostenrijk een boete krijgen van maximaal 726 EUR, terwijl in Luxemburg het plafond is vastgesteld op 100,000 EUR. Een dergelijke aanpak faalt duidelijk in het vaststellen van een eerlijke norm in de hele EU en het stimuleren van naleving.  

Een compromis zonder tand 

De verordening betreffende importeurs van 3TG is het resultaat van een politiek compromis dat de reikwijdte en reikwijdte van de wet heeft verzwakt. De huidige tekst is in zijn huidige vorm niet alleen beperkt tot downstream-importeurs van 3TG, maar bevat ook bepalingen die de weg vrijmaken voor mazen en niet-naleving. De benadering met volumetrische drempels die wordt gebruikt om te bepalen welke importeurs onder de verordening vallen, bestaat bijvoorbeeld het risico dat veel importeurs met een hoog risico buiten beschouwing worden gelaten en anderen ertoe worden aangezet hun invoer in kleinere hoeveelheden te splitsen om controle te voorkomen.  

Evenzo wordt volgens het rapport de witte lijst van smelterijen en raffinaderijen door de bevoegde autoriteiten van sommige lidstaten al geïnterpreteerd als een 'gratis toegang' voor bedrijven die bij hen inkopen. Hetzelfde geldt voor bedrijven die deel uitmaken van een brancheregeling die door de Commissie is geaccrediteerd, en dit ondanks het feit dat de wet expliciet vereist dat due diligence-verplichtingen de verantwoordelijkheid blijven van individuele bedrijven wanneer ze deel uitmaken van een geaccrediteerde sector schema.  

Kortom, wat een echte kans had kunnen zijn om de vicieuze cirkel van mensenrechtenschendingen in verband met de winning van 3TG te doorbreken, is een nieuwe gemiste kans voor de EU geworden.  

Lessen voor een horizontale EU-wetgeving inzake verplichte mensenrechten en due diligence op milieugebied  

De verordening inzake importeurs van 3TG staat gepland om te ondergaan herziening in 2023; maatschappelijke organisaties roepen al op om een ​​aantal van de hierboven genoemde lacunes aan te pakken. De ervaring met de verordening leert ons een paar nuttige lessen voor de lopende debatten over een horizontale EU-wet die mensenrechten en milieuzorg oplegt aan bedrijven die in Europa actief zijn:

  •  Het is duidelijk dat an effectief recht moet de gehele waardeketen bestrijken. Alleen de actoren stroomafwaarts van de keten vallen buiten de grote spelers, degenen die in staat zijn de markt in het land van herkomst te beïnvloeden en degenen die eindige producten distribueren, die het best geplaatst zijn om het marktgedrag te beïnvloeden.  
  •  Dat is ook duidelijk een op risico's gebaseerde benadering is niet verenigbaar met zwart-witcriteria, zoals witte lijsten. Het risico is ongelijk verdeeld over de waardeketens. Bedrijven die het grootste volume mineralen importeren, zijn niet noodzakelijk degenen die risicovoller gedrag vertonen. Evenzo kan een toekomstige horizontale EU-wetgeving ter zake niet steunen op algemene uitsluitingen in reikwijdte en inhoud, waarbij bedrijven worden uitgesloten of opgenomen op basis van grootte of vestigingsplaats.
  • Tot slot, moeten er sterke handhavingsmechanismen zijn om elke wet effectief te laten zijn. De discordante en tegenstrijdige implementatie van de 3TG-verordening op nationaal niveau onderstreept het belang van een sterke, gecoördineerde handhaving en van effectieve sancties bij niet-naleving.  

Als het doel van een toekomstige EU-wet inzake verplichte mensenrechten en milieuzorg is om schadelijk bedrijfsgedrag te voorkomen, zullen verwaterde compromissen en bureaucratische mazen niet helpen. Gemeenschappen en mensen in producerende landen en Europese burgers vragen om een ​​effectief rechtsinstrument, waarmee de schending van hun rechten serieus wordt aangepakt. Europese wetgevers moeten nu reageren door de balans op te maken van ervaringen uit het verleden.  


CIDSE-contactpersoon: Giuseppe Cioffo, Corporate Regulation and Extractives Officer

Deel deze inhoud op sociale media